top of page

 

Welkom op de site van Febe met Bijbelstudies voor beginners!​

(maar ook te gebruiken als je Bijbelkennis hebt!)

Een Bijbelstudie die net iets gemakkelijker is dan een 'gewone' Bijbelstudie. Met gewone taal, een eenvoudige Bijbelvertaling, iets meer achtergrondinformatie, kortom: je hoeft geen ervaring te hebben om met deze Bijbelstudie bezig te zijn.

Of je nu 8,22,39,55 of 84 bent; je bent nooit te jong of te oud om met Bijbellezen en/of Bijbelstudie te beginnen!

Maar....Waar begin je nu? Heb je al een basis door een christelijke opvoeding of weet je nog van helemaal niets; ik geef je een aantal tips hoe je het beste kunt beginnen. Want, de valkuil als je een 'gewone' Bijbel pakt, is dat het zo moeilijk lijkt, dat je hem weer aan de kant legt en (moedeloos) denkt: dit gaat me niet lukken, ik stop er maar weer mee. En dat zou jammer zijn, vandaar dat je hieronder tips kunt downloaden over hoe je kunt beginnen.

Jozefs broers reizen naar Egypte

Het eerste Boek in de Bijbel heet Genesis. Het begint met de Schepping: hoe God alles maakte: de wereld en alles wat daarin woont. Hij schiep Adam en Eva. Uit hen worden kinderen en kleinkinderen geboren; de aarde wordt vol van mensen. Maar de meeste mensen leven niet meer met God, ze leven alleen voor zichzelf. God zoekt de mens weer op: Hij roept Abraham. Met hem wil God weer een speciaal verbond aangaan. Abraham luistert naar Gods stem. Ook de zoon van Abraham, Izaak, en de kleinzoon van Abraham, Jakob worden door God uitgekozen. Ook Jozef, de zoon van Jakob. Zij gehoorzamen God als Hij tot hen spreekt. Abraham, Izaak en Jakob zijn de Aartsvaders. De kinderen die uit hen geboren worden worden Gods volk genoemd, de Israëlieten. 

Deze maand het zesde deel over Jozef

Je kunt vanuit het Archief van deze website gratis de Bijbelstudies downloaden die hieraan vooraf gaan.

Tip:

op de facebookpagina

Febe Bijbel Bemoediging Inspiratie wordt vermeld als er een nieuwe Bijbelstudie voor beginners is

Voordat we beginnen met de Bijbelstudie, eerst even wat achtergrondinformatie:

​Jozef is geboren in Haran en emigreerde, toen hij een jaar of 6 was, naar Kanaän, het land waar zijn vader vandaan kwam. Hiervoor moest hij met het gezin waar hij in geboren is zo’n 800 kilometer lopen. Toen ze in Kanaän aankwamen stierf zijn moeder tijdens de geboorte van zijn broertje Benjamin. Jozef heeft ook 1o oudere halfbroers en een halfzus.Maar zijn broers hebben een hekel aan hem omdat ze zien dat vader Jakob veel van Jozef houdt.

De broers zijn jaloers en vinden het ook irritant dat Jozef vertelt dat hij droomt dat iedereen voor hem buigt. Spottend noemen ze hem daarom ‘de meesterdromer’.Op een dag, als de broers de kudde weiden, zien ze Jozef in de verte aankomen. Hij valt op door zijn kleurige jas.  

Als Jozef bij zijn broers aankomen, grijpen ze hem. Ze trekken hem zijn jas uit en ze gooien hem in een put. Dan zien ze een karavaan aankomen, het zijn Ismaëlieten die handelswaar naar Egypte brengen. Ze trekken Jozef uit de put en verkopen hem aan de handelaars. Die nemen Jozef mee en verkopen hem in Egypte aan Potifar. Bij Potifar maakt Jozef promotie omdat God alles zegent wat hij doet. Al gauw bestuurt hij heel Potifars huishouden. Maar Potifars vrouw wil hem verleiden. Als Jozef hier niet op ingaat draait ze het verhaal om; ze zegt dat Jozef haar wilde verleiden. Potifar wordt woedend en gooit hem in de gevangenis. 

In de gevangenis merkt Jozef dat God nog steeds bij hem is. De gevangenbewaarder laat Jozef steeds meer klusjes doen. Zo komt hij ook bij andere gevangenen. Op een dag vertellen twee gevangenen, de schenker en de bakker van de Farao, dat ze allebei een droom hebben gehad. Jozef luistert naar hen en God laat Jozef zien wat die dromen betekenen. Jozef vertelt het hen en vraagt aan de schenker of hij aan hem wil denken als hij weer vrij is. Na drie dagen komt de uitleg van Jozef uit; ze worden allebei uit de gevangenis gehaald; de schenker krijgt zijn baan terug en de bakker wordt opgehangen. Maar helaas vergeet de schenker dat hij gratie voor Jozef aan de Farao zou vragen.

Na twee jaren krijgt de Farao van Egypte 2 dromen die hem enorm bezighouden. Maar er is niemand in heel Egypte die weet wat deze dromen betekenen. Dan herinnert de schenker zich Jozef. Jozef wordt uit de gevangenis gehaald en God openbaart aan Jozef wat deze dromen betekenen. Hij vertelt: “er komen 7 jaren van overvloed, daarna komen er 7 jaren van hongersnood. U moet een wijze man aanstellen Farao, die in de jaren van overvloed graan opslaat voor de slechte jaren die daarna komen.” “Jij moet die man zijn, Jozef!” zegt Farao, en zo wordt Jozef de onderkoning van Egypte. In de 7 jaren van overvloed groeit er zoveel dat het niet meer te tellen is. Jozef laat het opslaan in schuren. Dan breken de jaren van hongersnood aan, niet alleen in Egypte maar ook in de landen eromheen.

​​

We lezen uit de Bijbel (Basisbijbel): Genesis 42:1-38

 

1 Jakob hoorde dat er in Egypte graan was. Hij zei tegen zijn zonen: "Waarom zitten jullie elkaar aan te kijken? 2 Ik heb gehoord dat er in Egypte graan is. Ga daar graan voor ons kopen, dan blijven we in leven. Maar anders sterven we van de honger." 3 Toen reisden tien van Jozefs broers naar Egypte om graan te kopen. 4 Maar Jakob liet Benjamin, Jozefs broer, niet met de anderen meegaan. Want hij dacht: "Stel dat hem iets overkomt." 5 Zo kwamen ook de zonen van Israël graan kopen. Want er was ook hongersnood in Kanaän. 6 Jozef was de heerser van het land. Hij verkocht zelf het graan aan de mensen. Toen zijn broers aangekomen waren, bogen ze zich diep voor hem. 7 Zodra Jozef zijn broers zag, herkende hij hen. Maar hij deed alsof hij hen niet kende en zei kortaf tegen hen: "Waar komen jullie vandaan?" Ze antwoordden: "Uit Kanaän. We komen eten kopen." 8 Jozef herkende zijn broers wel, maar zij herkenden hem niet. 9 Toen herinnerde Jozef zich wat hij over hen gedroomd had. Hij zei tegen hen: "Jullie zijn spionnen. Jullie zijn gekomen om te kijken waar jullie gemakkelijk het land kunnen binnendringen." 10 Maar ze zeiden tegen hem: "Nee heer, we zijn gekomen om eten te kopen. 11 We zijn allemaal zonen van één man. We zijn eerlijke mensen. We zijn geen spionnen." 12 Maar hij zei tegen hen: "Nee, jullie zijn gekomen om te kijken waar jullie gemakkelijk het land kunnen binnendringen." 13 Toen zeiden ze: "Vroeger waren we met z'n twaalven. Twaalf zonen van één man in Kanaän. Onze jongste broer is nog bij onze vader, en één broer leeft niet meer." 14 Maar Jozef zei tegen hen: "Het is zoals ik jullie heb gezegd: jullie zijn spionnen. 15 Ik zweer bij de farao dat ik zal uitzoeken of jullie de waarheid spreken. Jullie mogen hier pas vertrekken als jullie jongste broer hier is gekomen. 16 Stuur dus één van jullie naar huis om jullie broer te halen. De anderen zullen hier gevangen blijven. Zo zal ik te weten komen of jullie de waarheid hebben gesproken. Maar als jullie broer niet komt, zijn jullie spionnen, dat zweer ik bij de farao." 17 En hij sloot hen allemaal drie dagen op in de gevangenis. 18 Na drie dagen zei Jozef tegen hen: "Doe wat ik zeg als jullie in leven willen blijven. Ik heb ontzag voor God. 19 Als jullie eerlijke mensen zijn, laat dan één van jullie in de gevangenis achterblijven. De anderen mogen naar huis gaan en graan meenemen. Dan hoeven jullie gezinnen geen honger te hebben. 20 Maar daarna moeten jullie je jongste broer meebrengen. Dan zal ik kunnen zien of jullie de waarheid hebben gesproken. Doen jullie dat niet, dan zal ik jullie laten doden." 21 Ze beloofden het hem. En ze zeiden tegen elkaar: "Luister, nu worden we gestraft voor wat we onze broer hebben aangedaan. Want we zagen hoe bang hij was. Hij smeekte ons om medelijden. Maar we hebben niet naar hem geluisterd." 22 Ruben zei: "Ik had jullie toch gezegd dat jullie de jongen geen kwaad moesten doen? Maar jullie wilden niet naar me luisteren. Nu is dit onze straf." 23 Ze wisten niet dat Jozef hen verstond, want hij gebruikte een tolk als hij met hen sprak. 24 Toen hij dat hoorde, liep Jozef bij hen weg en huilde. Daarna kwam hij weer terug en sprak met hen. Hij koos Simeon uit en liet hem voor de ogen van zijn broers vastbinden. 25 Jozef gaf bevel de zakken van zijn broers met graan te vullen. Ook zei hij dat het geld waarmee ze hadden betaald, er bovenop gelegd moest worden. Verder liet hij eten voor onderweg meegeven. 26 De broers laadden het graan op de ezels en vertrokken. 27 's Avonds gingen ze een herberg in om de nacht door te brengen. Eén van hen maakte zijn zak open om zijn ezel te eten te geven. Toen zag hij bovenop het graan het geld liggen. 28 Hij zei tegen zijn broers: "Kijk eens, daar is mijn geld! Het ligt bovenin de zak!" Toen werden ze vreselijk bang. Ze keken elkaar bevend aan. Ze zeiden tegen elkaar: "Wat heeft God ons nu aangedaan?" 29 Ze reisden terug naar hun vader Jakob in Kanaän. Ze vertelden hem wat er allemaal was gebeurd. 30 Ze zeiden: "Die man, de heer van het land, was heel kortaf tegen ons. Hij zei dat we spionnen waren. 31 Toen zeiden we tegen hem: 'Wij zijn eerlijke mensen. We zijn geen spionnen. 32 We waren met z'n twaalven. Twaalf zonen van één vader. Eén broer leeft niet meer, en de jongste is nog bij onze vader in Kanaän.' 33 Toen zei die man tegen ons: 'Jullie moeten bewijzen dat jullie eerlijke mensen zijn. Daarom blijft één van jullie hier. Jullie mogen graan meenemen voor jullie gezinnen en naar huis gaan. 34 Daarna brengen jullie je jongste broer bij mij. Dan weet ik dat jullie geen spionnen zijn, maar eerlijke mensen. Dan geef ik jullie je broer terug en mogen jullie vrij door het land reizen.' " 35 Toen maakten ze hun zakken leeg. En ze ontdekten dat bovenin elke zak, op het graan, de geldzak met hun geld lag. Ze werden bang. 36 Hun vader Jakob zei tegen hen: "Jullie beroven mij van mijn kinderen! Jozef is er niet meer. Simeon is in Egypte. Benjamin willen jullie meenemen. Mij overkomt ook alleen maar ellende!" 37 Toen zei Ruben tegen zijn vader: "Als ik Benjamin niet mee terugbreng, mag u mijn twee zonen doden. Vertrouw me. Ik zal ervoor zorgen dat hij bij u terugkomt." 38 Maar Jakob zei: "Nee, mijn zoon gaat niet met jullie mee. Zijn broer is al dood en nu is hij als enige  overgebleven. Als hem op reis iets overkomt, zal ik sterven van verdriet. En dat zal dan jullie schuld zijn!”

Uitleg

Er is niet alleen hongersnood in Egypte, ook in Kanaän raakt het voedsel op.

Jakob zegt tegen zijn zonen: "Doe iets! Ga naar Egypte, ik heb gehoord dat daar graan is.”

10 broers zadelen hun ezels, Benjamin mag niet mee van vader. Benjamin is de enige zoon die Jakob nog van zijn overleden vrouw Rachel heeft.

De broers maken dezelfde reis die Jozef 20 jaar daarvoor gemaakt heeft.

 

In Egypte is Jozef onderkoning, hij gaat over de uitgifte van het graan. Er is ontzettend veel opgeslagen in schuren in de 7 jaren dat het koren overvloedig groeide. Er komen veel mensen om graan te kopen.

Dan ziet Jozef een groep Hebreeuwse mannen binnenkomen, hij herkent ze meteen: het zijn zijn broers. Ze buigen zich voor Jozef neer. Precies zoals Jozef had gedroomd toen hij jong was.

De broers herkennen Jozef niet. Waar 9 jaar geleden de schenker Jozef omschreef als ‘Hebreeuwse jongen’ ziet hij er nu uit als een Egyptenaar.

Wat gaat Jozef nu doen? Gaat hij wraak nemen en zijn broers straffen? Roept hij uit: ik ben jullie broer Jozef?

Nee, Jozef is voorzichtig. Hij wil weten of ze nog steeds hetzelfde zijn: harteloos, gemeen…

Ook is hij nieuwsgierig naar zijn broertje Benjamin; en hoe zullen zijn broers hem behandelen?

En zijn vader, zou hij nog leven?

Via een tolk zegt hij streng: "Wat doen jullie hier? Zijn jullie spionnen om in Egypte de plaatsen te bekijken waar we het kwetsbaarst zijn zodat jullie ons aan kunnen vallen?”

De broers schrikken! “Nee meneer, we zijn eerlijke mannen. We willen voedsel kopen. We zijn allemaal zonen van 1 man. We waren met zijn twaalven, 1 zoon leeft niet meer en de jongste zoon is bij vader thuisgebleven.”

Jozef hoort wat zijn broers zeggen. O wat heerlijk: zijn vader leeft nog! En Benjamin is bij vader. Maar hij hoort ook wat ze vader en andere mensen wijs hebben gemaakt. Ze hebben hem verkocht maar zeggen dat hij niet meer leeft. Maar Jozef is niet dood, hij is springlevend! Hij zit hier voor hen op de troon!

Jozef zegt: “1 van jullie moet terug om de jongste zoon op te halen. Alleen dan geloof ik dat jullie eerlijk en betrouwbaar zijn.”

Hij laat hen 3 dagen opsluiten in de gevangenis.

Na 3 dagen komt Jozef weer bij zijn broers. Hij heeft erover nagedacht en zegt: “1 broer blijft hier, de anderen halen de jongste broer op.” Hij beseft dat ze anders niet genoeg graan kunnen meenemen voor de gezinnen die in Kanaän zijn.

 

De hele gebeurtenis haalt het verleden bij de broers naar boven. Waar jaren niet meer over gesproken is komt nu ter sprake. “Dit overkomt ons omdat we zo slecht geweest zijn voor Jozef. We zagen zijn zielsbenauwdheid toen hij smeekte om genade.”

Ruben zegt: “Ik zei nog: doe de jongen niets, maar jullie luisterden niet! Dit is onze straf.”

Jozef verstaat alles wat ze zeggen. Het ontroert hem, daarom loopt hij weg.

Als hij terugkomt, laat hij Simeon vastbinden, Simeonj moet terug naar de gevangenis.

Waarom Simeon achter moet blijven is niet helemaal duidelijk. Misschien heeft Simeon erbij gestaan toen Jozef door de Ismaëlieten vastgebonden werd toen hij verkocht was.

Of was Simeon de broer waar Jozef het best contact mee had toen hij jong was? Stel dat de broers niet meer terugkomen, dan had hij Simeon nog…

We weten het niet.

 

In de zakken met graan laat Jozef het geld weer terugleggen. Ook geeft hij eten mee voor onderweg. Dan vertrekken de broers richting Kanaän.

Jozef zal zich hebben afgevraagd of hij hen nog terug zou zien. Zal hij goed gehandeld hebben? Zullen ze terugkomen met Benjamin? En zal hij zijn vader terugzien?

Niet alleen voor de broers, ook voor Jozef is het een tijd van verwerking. Er is zoveel gebeurd, zoveel narigheid. Alles komt weer naar boven.

Jozef wil boven alles weten of zijn broers veranderd zijn.

 

‘s Avonds, als een broer zijn zak met graan opendoet om zijn ezel eten te geven, ziet hij het geld bovenop het graan liggen. Hij schrikt enorm.

Later ontdekken ze dat ook bij de andere broers het geld bovenop het graan ligt. Wat heeft dat te betekenen? Ze zeggen: “Wat heeft God ons aangedaan?”

Terug bij vader vertellen ze hem alles wat er gebeurd is. Jakob zegt: “Jullie beroven mij van mijn kinderen: Jozef is er niet meer, Simeon is in Egypte achtergebleven…Geen haar op mijn hoofd dat Benjamin met jullie meegaat!”

Maar ja, na een tijdje is het graan op. Wat moeten ze nu?

Gebed: Heer, na jaren ontmoet Jozef de pesters van vroeger. Ze staan voor hem. Ze hebben hem niet alleen onrechtvaardig behandeld, ze hebben hem uit hun leven gebannen door hem te verkopen aan handelaren. Ze hebben hem zijn leven met zijn geliefde vader en broertje afgepakt. Wat een pijn en verdriet hebben ze veroorzaakt.

Heer, we zien hoe voorzichtig Jozef te werk gaat. Kunnen we iets van hem leren?

Ook nu kunnen mensen elkaar beschadigen en pijn doen. Heer, ik wil bidden voor al die mensen die ook oneerlijk behandeld zijn en die daardoor voor het leven getekend zijn. Help hen Heer, zoals U ook Jozef geholpen hebt. Wilt U hen nabij zijn en wilt U wonden helen? Amen.

Vragen

1. Jozef komt oog in oog te staan met mannen die hem iets afschuwelijks hebben aangedaan, het zijn nota bene zijn eigen broers! Nu zijn de rollen omgedraaid: Jozef kan met hen doen wat hij wil. Wat zou jij in zijn positie hebben gedaan?

2. Het verleden is bij iedereen weg gedrukt: niemand praat over wat er is gebeurd. Nu komt alles naar boven en spreken ze uit dat ze verschrikkelijke dingen gedaan hebben. Waarom is het zo belangrijk om over gebeurtenissen uit het verleden te praten, hoe pijnlijk ook?

 

3. a. Kunnen mensen veranderen?

b. Waaraan kun je zien dat de broers veranderd zijn?

c. Hoe zouden ze veranderd zijn?

 

4. Waarom zou Jozef het geld terug hebben laten leggen in de zakken?

 

5. Waar zie je Gods hand in deze geschiedenis?

 

6. Is het moeilijk om te vergeven als iemand je iets aangedaan heeft? Wat kunnen we leren van Jozef?

De Bijbelstudies voor beginners in het Nederlands, Engels en Spaans zijn allemaal gratis te downloaden op de pagina Archief

bottom of page